Categorieën
Uncategorized

Mijn tweede tocht over zee is 976 mijl, waarvan 404 solo

Ik heb afgelopen voorjaar mijn eerste solotocht naar Engeland gezeild. Ik ben toe aan een volgende stap en schreef me in voor de zomertocht met de Nederlandse Kustzeilers.

Het mooie van de Horizontocht is dat de eerste stap meteen een tocht van 300 mijl is, non-stop. De voorbereidingsavonden helpen me op weg om de tocht voor te bereiden. Ik kijk er enorm naar uit en tel de weken en daarna de dagen af. Wat ik zo leuk vind is dat we twee routes voorbereiden. Een naar Cherbourg en een naar Thyborøn. Beide 300 mijl vanaf IJmuiden. Het nadeel is wel dat je alles dubbel moet hebben aan pilots en kaarten. Ik gok op Cherbourg en besluit de Navionics-kaarten voor Thyborøn op het laatst aan te schaffen, mochten we die kant op gaan. Wel koop ik de pilots en dat is onderdeel van het vooraf genieten.

Verdubbeling mijlen

De boot is er inmiddels klaar voor. Alhoewel ik wel heb geleerd dat er na elke tocht weer een mooie lijst met reparaties dan wel verbeterpunten zijn. Of ik er klaar voor ben, vraag ik me hardop af. De heenreis van mijn enige solotocht was 100 mijl naar Lowestoft, de terugreis vanuit Ipswich 150 mijl. Mijn vriend Mark support me in mijn zeildromen. Hij stapt op de terugweg in Cherbourg op de trein naar huis, zodat ik de terugreis solo kan varen. Dit is een verdubbeling, kan ik dat? Van de vorige tocht heb ik geleerd dat een groot deel van de deelnemers uiteindelijk niet meegaat. Dat blijkt ook deze keer het geval. Door allerlei omstandigheden, het leven zeilt soms dwars door je plannen heen, vertrekken we met vier boten uit IJmuiden en komen met twee boten in Cherbourg aan. De Libra voer langs de Franse kust en wij met de Loveworkx via de Engelse kust.

Constant wachtschema

Ik heb de vaarsnelheid van mijn Grinde op gemiddeld 4,5 knoop geschat en dat blijkt precies te kloppen op het traject van 300 mijl. De heenreis ervaar ik als heel relaxed. Ik heb een wachtschema van drie uur gemaakt. Dat is makkelijker te onthouden dan bijvoorbeeld eerst overdag vier uur en daarna ’s nachts drie uur. Wat ik fijn vind aan een constant wachtschema is dat mijn innerlijke klok erop afgesteld raakt. Hetzelfde geldt voor elk uur in het logboek de positie opschrijven en mijn 25 minuten ‘slaapjes’ als ik solo zeil en daar ruimte voor is. We varen voor de wind met melkmeisje en lopen bijna 8 knopen door het water en 9 over de grond! Ik geniet ervan, terwijl Mark ligt te slapen. Vervolgens moeten we samen aan de bak, want er komt steeds meer wind. Als we gaan reven, schrik ik hoe hoog de golven zijn. Dat had ik me voor de wind niet zo gerealiseerd. Met de motor bij trotseren we 3-4 meter hoge golven. Mark staat op het voordek zeilen te wisselen en vervolgens bij de mast om reven in het grootzeil te zetten. Dat gaat niet zonder slag of stoot.

Tijdens het hijsen van de fok, we hebben zeilen met leuvers, gaan de schoten slaan en krijg je de hoek van het zeil tegen je aan. Dat is pijnlijk. Trek je de schoten te snel aan dan vangt het zeil wind en wordt het hijsen moeilijk. Ik kies ervoor om de schoten los te laten, maar dan ontstaat het volgende probleem. De schoten slaan vast om elkaar heen met de complicerende factor dat Mark’s lifeline daar ook nog tussen zit. Het duurt even voordat alles op het voordek weer op orde is. Uiteindelijk moet ik zelf ook nog naar voren om het voorste oog van het grootzeil met een paalsteek vast te maken. We blijven beiden rustig en ontdekken dat we een goed team zijn ‘when shit hits the fan’. We herpakken ons en ook de koers. Via messenger krijg ik een foto met de vraag ‘Stormrondje?’. Daarop is goed te zien hoe hard we gewerkt hebben. Ik pak mijn rustwacht. Na mijn wacht vertelt Mark dat hij al kijkend over de buiskap hallucinaties had: Escherachtige beelden die oplossen in de lucht.

Veilige haven

Een paar uur voor Cherbourg gaan we nog maar een halve knoop over de grond. Verschillende dolfijnen komen ons een tijdje vergezellen en rustig dobberen we de derde nacht in, tot we om 03.15 uur aankomen. In Cherbourg genieten we enorm van het heerlijke eten in het restaurant beneden in de haven. We vragen ons nog af of het komt doordat we drie dagen en drie nachten gezeild hebben. We nemen de tijd om even te landen. We huren elektrische steps, en fietsen en wandelen de stad in. Vervolgens bereiden we ons voor op een tocht naar de Kanaaleilanden. Daar zijn we zeker een uur of zes mee bezig. We zitten in de ruimte van het havengebouw aan een grote tafel met laptop, iPad, kaarten en pilots uitgestald. Van ervaren zeelui hoor ik vaak relativerende opmerkingen over tochtplanning. Wij hebben daar wat meer tijd voor nodig en die nemen we ook. Het begrip ‘veilige haven’ krijgt ineens betekenis. Cherbourg is een A-haven waar je onder alle omstandigheden naar binnen kunt. We komen vervolgens ook in B- en C-havens waar we te maken krijgen met getijden en drempels, en waar je niet onder alle omstandigheden kunt binnen varen. Ik heb al heel wat uren gestopt in het werken met qtVlm voor de tochtplanning op mijn MacBook en dat gebruiken we nu ook. Samen met zeekaarten van Imray, de Shell Channel Pilot en Navionics op de iPad en de plotter. Uiteindelijk stappen we na een aantal dagen over op PredictWind Offshore in combinatie met Navionics. Het programma is overzichtelijk en je kunt eenvoudig de gekozen route exporteren naar Navionics en synchroniseren met de plotter. Ook houdt PredictWind rekening met stroming in de keuze van de routes. We zijn erg blij met de plotter, waarmee we bij sterke stroming heel mooi naar het waypoint in de haven toe driften. Vooral in de nacht, omdat je dan niet zoveel kunt zien aan referentiepunten.

Kanaaleilanden

We varen naar Alderney, waar we aan een mooring liggen. Er zijn zoveel golven dat ik er niet van kan slapen en ik besluit de hangmat in de kuip op te hangen. Dat gaat beter. Tot ik wakker word van zachte regen. Tijdens het volgende bezoek aan Alderney, op de terugweg, slaap ik trouwens als een roos. Of dat nu komt doordat we dan met twee lijnen aan de mooring liggen of omdat ik ben ingeslingerd, dat weet ik niet. We zeilen vervolgens naar Guernsey en Jersey. De wind komt nog steeds uit het noorden en dat maakt dat we doorgaan naar St. Malo. Op de terugweg, de wind is inmiddels iets gedraaid, doen we Granville en Carteret aan. We genieten van het eten en de leuke straatjes en maken mooie wandelingen. In Guernsey is ook de bemanning van de Libra. We moeten nog even wachten op de wachtsteiger voordat we de sill over kunnen. Het is een mooi gezicht om het water over de drempel te zien lopen. We proberen de havenmeester zover te krijgen dat we naast de Libra mogen liggen. Maar het is erg druk en ze leggen ons op diepte. We krijgen wel een plek aan dezelfde steiger. Tot onze verbazing staan we op onze kiel. Als we dat checken bij de havenmeester blijkt dat de bedoeling te zijn. Het is hier exact 1.70 zegt de havenmeester. Ik heb de neiging om de volgende keer aan te geven dat de boot 1.80 diepgang heeft. Vanuit Carteret plannen we de terugtocht naar Cherbourg. Doordat we wat later buiten de haven zijn en de wind minder is dan verwacht, halen we het niet om Cap de la Hague goed te ronden. We varen op een gegeven moment zelfs achteruit. Het is tijd voor plan B: we gaan weer naar Alderney. Daar zijn we gezien de stroming nu ook in no-time. De eerste keer lagen we daar aan de laatste vrije rode mooring, bestemd voor boten van 250 ton. Nu weten we dat we naar de gele moorings moeten kijken. We verleggen nog twee keer. Een keer op verzoek van de havenmeester die aangeeft dat het achterin rustiger is. En dan nog een keer omdat de boot voor ons zo’n beetje op onze mooring drijft. De volgende dag zeilen we als de brandweer naar Cherbourg. We vertrekken met 20 knopen wind en een rif in het grootzeil. We varen lange tijd met 10 knopen snelheid over de grond en tikken zelfs de 11 knopen aan. Ik stuur de hele tijd met de hand en geniet er enorm van. De golven zijn tot 3 meter en komen uit meerdere richtingen. Na Cap de la Hague zakt de wind weer in tot 8 knopen. We hebben een déjà vu. Weer het rif eruit, de genua 3 wisselen voor de genua 1 en uiteindelijk toch de motor weer aan. Het blijkt dat er achter de kaap een stuk is waar de stroming je weer naar het land zet en waar de wind altijd erg zwak is. Lokale kennis en goede voorbereiding helpen. En in ons geval deze ervaring. We leren een hoop.

Solo terugreis

Cherbourg is voor ons weer de dag van de planning. Ik heb nog een week de tijd. In gedachten hop ik langs de Franse en Belgische kust terug. Ik maak een leuke route langs de havens in de Seinebaai. Als ik nog wat verder vooruitkijk naar het weer, besluit ik sneller terug te gaan. Ik zit niet te wachten op 27 knopen in het kanaal. Dat betekent dat ik opnieuw kies voor de Engelse kust. Ik kies Brighton als eerste haven en Dover als tweede. Dan kan ik daar even slapen en het tweede deel van de reis, 150 mijl in een keer doen. In Cherbourg pakt Mark de trein naar huis en ik vaar solo terug. Het is de warmste avond tot nu toe. Het is 32 graden in de boot, en voor ik ga slapen hijs ik nog even een windscherm, zodat de wind koelte kan brengen in de boot. Mijn Franse buurman nodigt me nog uit voor een afzakkertje, maar dat sla ik af. De tocht naar Brighton is 23 uur. Ik geniet enorm van de zonsondergang en opkomst en zeil met een fijne snelheid naar de haven. Daar blijf ik ongeveer zes uur, omdat ik het getij in Dover wil halen. Bij aankomst om 3.15 uur blijkt de boot naast mij om 5.30 uur te willen vertrekken, dus ik slaap in twee delen. Onderweg naar Dover heb ik weinig wind en van al dat motoren word ik een beetje gek. Ik zit namelijk boven de motorruimte in de kuip en oordopjes helpen niet veel. Aangezien ik nog langs de kust vaar, heb ik internet en bereken ik in PredictWind de verschillende opties. Het blijkt toch beter te zijn om in een keer door te gaan, dus ik laat Dover links liggen. Daar waar het kan, lig ik in mijn hangmat in de kuip met een wekker van 25 minuten. De reis naar huis is plat voor de wind, dus ik kruis af. Bij het gijpen met hardere wind kies ik voor een stormrondje.

Shippinglanes

Bij de NoordHinder heb ik een aantal moeilijke uren. Het is donker en alles is klam van het zout. Ik moet tussen twee shippinglanes door met de wind pal van achteren. Voor de veiligheid lukt afkruisen hier niet meer. Ik zou de fok wel willen weghalen, maar het dek is spiegelglad van het zout. De schepen om mij heen varen acht tot twaalf knopen. Ik vaar nog maar 3 knopen doordat ik stroom tegen heb. Ik ga melkmeisje varend tussen de twee shippinglanes door. De golven zijn 2 tot 3 meter hoog. De boot draait op de golven en de zeilen klapperen als ze weer vol wind komen te staan. Ik ben moe en vraag me af hoe ik hierin verzeild ben geraakt. Ik kan alleen maar verder op dit punt. Als ik door het drukke stuk heen ben haal ik de fok eraf en komt de rust weer terug. Na een tijdje kies ik een bezeilde koers, verlaat daarmee de geplande route, en hijs de fok weer. Vlakbij het de Ruyterplatform krijg ik een visnet in mijn schroef. Door het gebrek aan snelheid slaat de stuurautomaat af en daarna ook de motor zelf. Ik bedenk wat opties. In het water gaan lijkt me niet zo’n prettig idee: ik-buiten-de-boot. Zeilen lukt niet, er staat drie knopen wind. Ik haal de pikhaak en als ik opnieuw in het water kijk zie ik een blauw- en oranjekleurig touw achter mijn boot wegdrijven. Ik heb geluk gehad. Ik start de motor en kan zonder problemen weer verder varen.

Moe maar voldaan

Wanneer ik voor mijn gevoel vlakbij IJmuiden kom, is het nog zes uur te gaan. De laatste loodjes. Er is geen wind meer, de boot beweegt behoorlijk heen en weer over de golven. Het is warm. Mijn dieseltank is dertig liter en voor de zekerheid vul ik deze aan met tien liter diesel uit een van de jerrycans. Morgen gaat de wind draaien naar noord met regen en mogelijk onweer. Ik voel me moe maar voldaan en ben op tijd terug in de veilige haven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *